Op 6 maart 1917 werd de “Nationale Bond tegen het vloeken” opgericht, kort daarna omgedoopt tot “Bond tegen het schenden door het vloeken van Gods heiligen Naam”. Initiatiefnemer was de heer J. Baas uit Den Helder. Hij had in september 1916 in een ingezonden brief in dagblad De Standaard al voorgesteld om een Bond op te richten. Reden was dat het vloeken een volkszonde geworden was.
Voordat de Bond goed en wel opgericht was, was Baas al begonnen met het geven van lezingen en het werven van leden. Hij werd dan ook de eerste “propagandist” van de organisatie. Om het “grote kwaad van het vloeken” tegen te gaan, werden allerlei middelen ingezet, waaronder bordjes in kazernes en op stations. Zelfs in het handboek voor de Olympische Spelen in Amsterdam van 1928 werd in vier talen een oproep gedaan om Gods Naam niet te misbruiken.
Al deze “propaganda” kostte geld. Dat was geen groot probleem, want in 1923 had de Bond al 10.000 leden. Vooral dankzij het werk van Baas kon op grote schaal aandacht gevraagd worden voor het vloeken. Via de overheid en gemeenten werd bijvoorbeeld geprobeerd om “vloekverordeningen” in te stellen en in 1932 kwam er de wet tegen smalende godslastering.
→ 1937 - 1967